“Ik zei ‘zij’ tegen je zoon, wat erg hè, sorry hoor.” De buurvrouw op de camping verontschuldigt zich, als ik langs haar caravan loop. “Het geeft niet hoor, Sieger maakt het niet uit wat je zegt, hij vindt alles oké,” leg ik uit. Deze uitleg heb ik al ontelbare keren gegeven, alleen is de reactie nu anders dan ik verwacht.
“Ehhh, nee…..,”zegt de buurvrouw, “ik bedoel tegen Hidde.” Ik kijk naar Hidde die verderop op het veldje met zijn vader zijn softbal-skills aan het verbeteren is. Hidde heeft tegenwoordig ook lang haar in een staart. Maar hij heeft toch duidelijk jongenskleding aan en zijn manier van bewegen heeft veel meer weg van een sjokkende slungelpuberjongen dan van een jongedame in spé.
Inwendig moet ik lachen. Ik ben moeder van twee zoons, die inmiddels beiden voor een meisje worden aangezien. De één is daar blij mee en trots op. Op het moment dat Sieger met ‘zij’ aangesproken wordt, zie je zijn ogen oplichten. Alsof hij denkt; “jij trapt er ook in, yesss!” De ander vindt het helemaal niet leuk, maar is dan wel weer zo trots op zijn mooie haardos, dat hij het om die reden niet weer kort laat knippen.
Tegenwoordig kan je het ook niet altijd meer gelijk zien of weten.
“Hidde zei gelijk: ik ben een jongen hoor! dus ik heb meteen sorry tegen hem gezegd. Maar zo stom,” gaat de campingbuurvrouw verder met verontschuldigen. Ik stel haar gerust dat het kan gebeuren, dat je het tegenwoordig ook niet altijd meer gelijk kan zien of weten. En dat hoe mensen aangesproken wíllen worden ook nog wel eens verschilt.
“Ja, maar ik vind het gewoon zo erg voor hem,” blijft ze zich excuseren. Ze belooft dat het niet nog eens zal gebeuren. “Het is eigenlijk best een makkelijk ezelsbruggetje: Hidde is een hij en Sieger mag met zij,” grap ik maar even. Ze is duidelijk nog teveel ontdaan om erom te kunnen lachen. Of het is misschien toch niet zo grappig als het mij in de oren klinkt.
Ik loop door naar onze eigen caravan en bedenk dat de lading die er op aanspreekvormen zit, toch wel verder gaat dan ik ooit dacht. Ik maakte het bij Sieger de afgelopen jaren al zo vaak mee: dat de ander zich ongemakkelijk voelt, hoewel er in onze ogen niets was om je druk over te maken. Sieger vindt namelijk oprecht alle aanspreekvormen wel best.
Nu bij Hidde ligt het duidelijk anders. Het ongemak is er nu aan beide kanten. Dat zet mij enorm aan het denken over het hele concept van ‘hij’, ‘zij’ en tegenwoordig ‘hen’, of ‘die’. Die laatste vormen vind ik ook nog ongemakkelijk. Vooral ik, als moeder van een kind met genderdysforie, zou hier toch ruimte voor moeten kunnen maken in mijn hoofd? Maar ook ik wil het dus (te) graag goed doen en ervaar spanning hierbij. En dat terwijl ik juist meer ontspanning wil creëren rondom het onderwerp genderdiversiteit.
Met een diepe zucht plof ik in de campingstoel die in het zonnetje op mij staat te wachten. Hidde kijkt mij van over zijn softbalhandschoen met één opgetrokken wenkbrauw, lachend aan. Hij is het hele incident waarschijnlijk alweer vergeten en ziet er in elk geval erg ontspannen uit. Alle reden om hetzelfde te doen. Ik zet mijn zonnebril op en draai mijn stoel nog iets meer richting de zon; tijd voor ontspanning!