“Zou Sieger er echt over een paar jaar weer uitzien als een jongen denk je?” vraagt mijn man aan mij terwijl we na het avondeten samen aan het afruimen zijn. De kinderen zijn naar hun kamers dus we kunnen eindelijk even rustig praten. “Ik weet het niet, ik kan me er nu eigenlijk niets meer bij voorstellen.” In stilte ruimen we verder af, ieder met zijn eigen gedachten.
Eerder die dag zaten we in de auto terug van een paar daagjes vakantie vieren in het oosten van het land. We reden over de A10 en geheel uit het niets vroeg Sieger: “Wanneer ga ik weer naar de Genderpoli?” Toen ik mij omdraaide om Sieger aan te kijken, viel mijn blik op het gebouw van het VUMC. Deze vraag kwam dus toch niet helemaal uit het niets.
“Voorlopig niet, schat, we moeten wachten tot je lijf gaat veranderen. Als je lijf er straks meer mannelijk uit gaat zien, dan pas maken we weer een nieuwe afspraak. “Oh ja,” herinnert Sieger zich, “als ik dat dan niet fijn vind, dan krijg ik hormonen toch?”
“Dan kán je aan de puberteitsremmers,” leg ik nog maar eens uit, “maar niet zomaar, dan moeten we eerst weer een paar keer met iemand van de Genderpoli praten, om te kijken of dat écht is wat je wil. Want als je de veranderingen in je lijf best oké vindt en toch wel een mannenlijf wil, dan hoeven we daar niet meer naartoe.”
Sieger knikt enthousiast en zegt: “Ja, dat wil ik ook later, een mannenlijf, maar dan wil ik toch nog één keer naar de Genderpoli, om te zeggen dat ik geen puberteitsremmers hoef, omdat ik later een man wil worden.”
Deze terloopse opmerking van Sieger verwart me.
Mijn man en ik kijken elkaar aan. Ik adem even rustig in en uit. Deze terloopse opmerking van Sieger verwart me. Want hoewel hij op dit moment op alle fronten als meisje door het leven gaat, heeft hij al vaker aangegeven later weer ‘gewoon’ als man door het leven te willen. En lijkt hij nu ook stellig daarin. Aan de andere kant is hij ook pas tien jaar en heb ik wel eens het gevoel dat voor hem dit soort uitspraken even veel lading hebben als het antwoord op de vraag ‘wat je later wil worden’. In Siegers geval is dat de ene keer een YouTubende dierenverzorger en de week erna kunstschilder.
Ik weet niet zo goed hoe ik nu moet reageren. Ik wil natuurlijk dat hij kiest wat écht bij hem past. Is dat wat hij nu zegt? Ik ben ook bang dat hij juist tegen ons niet eerlijk durft te zijn. Iets met graag aan verwachtingen willen voldoen. Want ook al spreek ik dit uiteraard niet naar Sieger uit, érgens hoop ik toch dat dit is hoe het scenario zich ontvouwt, het ‘mannen-scenario’ zeg maar. Zou hij dat ergens toch aanvoelen en daarom nu dit zeggen? Uit sociale wenselijkheid?
Mijn man zet de laatste borden in de vaatwasser en terwijl hij de klep dicht doet, kijkt hij mij vragend aan. “We zien wel hoe het loopt.”