“Ga je het mama zelf vertellen, of wil je dat ik het doe?” vraagt de genderspecialist aan Sieger. Hij kijkt mij een beetje onzeker aan. Ik voel een steek in mijn buik. Ik snap dat mijn kinderen, naarmate ze ouder worden, niet meer alles willen vertellen, maar dat doet toch een beetje zeer. Het liefst wil ik natuurlijk dat ze alles met mij delen.
“Doe jij maar,” zegt Sieger tegen de specialist. Zij neemt het woord en legt uit wat er tijdens het consult besproken is. “We hebben het gehad over als je later groot bent en wat je dan zou willen en wat je dan wenst voor jezelf….” Ze kijkt Sieger verwachtingsvol aan, misschien in de hoop dat hij nu verder gaat vertellen, maar hij knikt alleen.
“Zoals Sieger al vaker heeft gezegd, wil hij, als hij later groot is, weer een jongen of man zijn,” gaat ze verder, “en nu hebben we besproken waaróm hij dat dan wil. Sieger vertelde mij dat hij dat wil, omdat hij vooral normaal wil zijn.”
Ik ben oprecht heel erg verbaasd. Deze kant ken ik helemaal niet.
Ik ben oprecht heel erg verbaasd. Deze kant ken ik helemaal niet. Mijn eigengereide, temperamentvolle kind met een supersterke wil en mening, wil normaal zijn…. “Dat werpt wel een ander licht op de dingen,” zeg ik onbewust hardop. “Hoe bedoel je dat?” vraagt de genderspecialist.
Omdat ik eigenlijk nog mijn gedachten aan het ordenen was, moet ik daar even over nadenken. Ik ben zelf helemaal niet zo bezig met ‘normaal’, dus vraag mij af waar dit vandaan komt bij hem. Ik geloof dat als je je hart volgt, het altijd klopt en dan doet ‘normaal’ er helemaal niet toe. Maar als ik terugdenk aan mijzelf als (bijna) puber, dan snap ik het wel weer. Ook ik wilde er toen vooral bijhoren en ‘normaal’ zijn.
“Ik zou hem gunnen dat hij zijn hart volgt en hierin niet belemmerd wordt door maatschappelijke verwachtingen en normen. Ik was tot nu toe in de veronderstelling dat hij dat ook deed, maar wellicht dat hij toch meer nu al die maatschappelijke druk voelt dan ik dacht,” leg ik haar uit.
“Ik wil niet gepest worden,” voegt Sieger er zachtjes aan toe. We knikken beiden begrijpend. “Wordt je wel eens gepest dan?” vraagt ze. Sieger schudt van nee. “Maar later misschien wel.” Het is een zorg die ik zelf niet heb en daardoor misschien niet voldoende heb gezien bij hem.
Ik zou willen dat hij zag wat ik zie: een vrolijk, sociaal, betrokken kind met massa’s vriendinnen, elke maand een uitnodiging voor een partijtje (pré-corona) en leidsters, juffen en andere moeders die mij telkens weer vertellen wat heerlijk het is om hem in de groep te hebben. Bovendien maakt zijn sterke wil en temperament dat ik mij geen zorgen maak: áls er een pester langs komt, dan staat hij zijn mannetje wel. Hopelijk mag zijn zelfvertrouwen net zo groot groeien als het vertrouwen wat ik nu in hem heb.