“Wij mogen wel naar binnen hè mam?!” vraagt Sieger verwachtingsvol tijdens het ontbijt. Er staat een afspraak bij de Genderpoli gepland. Eigenlijk gaan alle gesprekken nu online vanwege de Corona-maatregelen, maar dit keer staat er een psychologische test op de planning en die kan niet online, dus wij ‘mogen’ naar het ziekenhuis toe.
Ik heb gemengde gevoelens over deze afspraak. Drie uur lang aan psychologische testen zitten werken. Voor mij zou het al lastig zijn om zo lang mijn concentratie vast te houden. Laat staan voor een negenjarige, met dito spanningsboog. Ik ben bang dat zijn enthousiasme aan het einde van de ochtend is omgeslagen in weerzin en hij dit een vervelende stempel zal drukken op de afspraken die hierna nog zullen volgen.
Onderweg naar het ziekenhuis kan Sieger slecht stil zitten. Ook als we eenmaal in de spreekkamer zitten, blijft hij wiebelen op zijn stoel. Alsof hij ons nog maar eens duidelijk wil maken dat lang stil zitten niet zijn talent is. En dat terwijl ik er niets tegen hem over heb gezegd.
Zit in die tests ook wat beweging?” vraag ik voorzichtig.
We krijgen uitleg over het onderzoek. Sieger moet een aantal vragenlijsten invullen, een gesprek met de psycholoog voeren en een aantal tests uitvoeren. “Maar dat zijn een soort van spelletjes hoor,” probeert de psycholoog gerust te stellen. “Zit in die tests ook wat beweging?” vraag ik voorzichtig, terwijl ik in mijn rechterooghoek Siegers hoofd op en neer zie gaan alsof hij op een skippybal zit. “Eeehm, nee niet echt, maar we kunnen wel even een pauze houden tussendoor?” stelt hij voor.
Anderhalf uur later komt Sieger huppelend naar mij toe. “Hoe ging het?” vraag ik onderzoekend. Hij knikt van ja, en zijn hele lijf beweegt mee. “Het ging goed, maar hij is nu wel echt aan pauze toe,” zegt de psycholoog met een veelbetekenend een knikje naar mijn druk hupsende zoon. Ik voel bijna medelijden met de beste man: wat een klus om kinderen betrokken en geconcentreerd te houden bij zoiets.
“Laten we even gaan dansen,” stel ik voor terwijl ik liedjes in de playlist opzoek die hij leuk vindt. Even later klinkt Billie Eilish door de zojuist nog stille wachtkamer. De andere wachtenden zitten gebogen over hun tijdschrift of telefoon en doen net of ze ons niet zien.
Wij staan samen te dansen -of eigenlijk meer springen- op ‘Bad Guy’. Ik zit zelf immers ook al anderhalf uur te verstijven op een wachtkamerbank.
Na een minuutje kijk ik voorzichtig om mij heen om te checken of we niemand tot hinder zijn. Niemand kijkt op of om. Ik kijk weer naar Sieger. Het lijkt erop dat hij helemaal niet zo’n last heeft van het lange stilzitten. Met elk danspasje van Sieger wordt mijn bezorgdheid over eventuele tegenzin om weer naar de Genderpoli te gaan kleiner.
“Waarom lach je mama?”
“Oh gewoon, een binnenpretje, omdat ik blij word van dansen met jou.”